|
|
|
|
|
de Volkskrant, 24 januari 2019 |
Biëlla Luttmer |
|
Damrau klinkt jong en parelend, Kaufmann lijkt haar oudere, soms wat korrelige tegenpool
|
|
Er
komt een jaloerse schoonmoeder voorbij, en een vertrekkende
geliefde, maar larmoyant wordt het nooit. Wel humoristisch.
Om en om zingen ze, Diana Damrau en Jonas Kaufmann, de
Duitse zangers die op dit moment de grootste podia beklimmen met
hun opera- en liedkunst. 46 keer gaat het heen en weer, in de
korte liederen van Hugo Wolf die samen zijn Italienisches
Liederbuch vormen. Die titel is verwarrend. Verwacht geen
Italiaanse klanken in de korte liederen, die soms minder dan een
minuut duren en waarvan de metronoomgetallen zorgvuldig door de
componist zijn vastgelegd. Het ‘Italiaanse’ komt van de
oorspronkelijke, anonieme teksten van liefdesliedjes uit Toscane
en Venetië. In hun Duitse vertaling bleef de zangerige klank van
de taal bewaard, maar de melodielijnen hebben Duitse trekken.
Bijzonder is de belangrijke, vaak complexe rol van de piano, die
hier met veel karakter bespeeld wordt door Helmut Deutsch.
Damrau klinkt jong en parelend, Kaufmann lijkt haar oudere,
soms wat korrelige tegenpool. Er komt een jaloerse schoonmoeder
voorbij, en een vertrekkende geliefde, maar larmoyant wordt het
nooit. Wel humoristisch. Zo komen aan het slot opera en lied
samen in Ich hab in Penna, waarin Damrau als een vrouwelijke
Leporello een opsomming geeft van haar veroveringen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|