Hugo
Wolf beschouwde zelf zijn Italienisches Liederbuch als zijn
meesterwerk en hij zou wel eens gelijk kunnen hebben. Het is een
wonderlijke versmelting van Italiaanse liefdeslyriek en Duitse
expressiviteit. De liedbundels - want het zijn er twee - bestaan
uit 46 heerlijke miniaturen gebaseerd op anonieme liefdespoëzie
uit Toscane, naar het Duits vertaald door Paul Heyse. Aan het
woord zijn afwisselend een vrouw en een man in een overwegend
declamatorische zangstijl, ondersteund door een gesofistikeerde
pianopartij. De uitvoerders mogen zelf de volgorde van de
liederen bepalen, weliswaar te beginnen met “Auch kleine Dinge”
en te eindigen met “Ich hab’ in Penna”. De volgorde waarvoor de
uitvoerders hier gekozen hebben, maken van het geheel een soort
mini-opera waarin een relatie beschreven wordt van de eerste
ontmoeting en verliefdheid tot de extase van de wederzijdse
liefde. Daarna komen de jaloezie, de verwijten, de ruzies en het
weer bijleggen om te besluiten in een badinerende spotternij
waarbij Damrau met een opsomming van haar vele minnaars - à la
don Giovanni - Kaufmann het nakijken geeft.
Zet twee van
de grootste operasterren samen met een van de grootste
liedbegeleiders en dan krijg je een live(!)-opname van een
klasse apart. Zeker als die twee zangers ook in het theater
geweldige acteurs zijn en uitmuntende muzikanten. Meest
opvallend zijn de prachtige dictie en tekstzegging van beiden,
de expressieve kleuring van de stem, dat alles uiteraard
gecombineerd met een fenomenale technische beheersing.
Maar het is de pianist Helmut Deutsch die het laatste woord
heeft, heel vaak met subtiele emotie of humor in de kleine
briljante postludes waarmee Wolf zijn korte liederen besluit. |